Hopteelt tot 1900

In Nederland wordt hop sinds de 14e eeuw gebruikt voor het brouwen van bier1. Hop komt van nature voor in Nederland en kan hier en daar nog altijd worden aangetroffen. Sinds er met hop wordt gebrouwen was kleinschalige hopteelt vrij algemeen in Nederland, met name op zandgronden in het oosten en het zuiden. Omdat er vooral in het westen werd gebrouwen en de hopteelt condities daar niet goed zijn (te natte klei- en veenbodembodem) werd door de brouwerijen in het westen vooral geïmporteerde hop gebruikt. Er werd voornamelijk voor de lokale dorpsbrouwerijen geteeld, in sommige plaatsen hadden de hoptelers een groter afzetgebied.
Rond 1800 begon de hopteelt af te nemen. In Duitsland en Engeland werd de hopteelt veel grootschaliger aangepakt en was bovendien de kwaliteit van de hop beter. Daarnaast begon de bierconsumptie te dalen waardoor dorpsbrouwerijen en de daaraan verbonden lokale hopteelt verdwenen. Bovendien gingen boeren over op minder arbeidsintensieve gewassen als aardappelen.
Jaren 30

In de jaren 1930 heeft men vanuit de overheid geprobeerd de hopteelt te herintroduceren. In Nederland heerste een economische recessie, en door het herintroduceren van de hopteelt hoopte men het geld dat naar het buitenland ging voor import van hop in eigen land te kunnen houden.
Amerongen was één van de plaatsen waar een gesubsidieerd hopveld werd aangelegd. De tabaksteelt rond Amerongen was een aflopende zaak en zou gecompenseerd kunnen worden met hopteelt. Deelnemers aan het project waren graaf Bentinck van Kasteel Amerongen (rentmeester ir. J. Tenge en beheerder B. Reede), Dagnelie & Cox Kweekerij-Tuinaanleg uit Amerongen en de gemeente Rhenen (beheerder W. Baars). In het archief van Kasteel Amerongen in correspondentie over het project terug te vinden over de periode 1934-19372. Uit de correspondentie blijkt o.a. dat er geen inheemse hoprassen werden geteeld, echter wel hoprassen uit Duitland, Frankrijk, Engeland, Californië en Poperinge. Er waren in 1934 twee hopvelden in Amerongen, beide ter grootte van 30×40 meter.
De eerste hop werd geoogst in 1934 en geleverd aan de Phoenix Brouwerij3,4,5 in Amersfoort. De kwaliteit van deze oogst was niet geweldig. Er was sprake van broei omdat de hop onvoldoende droog was. In 1935 was er ook een hopoogst, over de kwaliteit hiervan is niets te vinden. Waarschijnlijk was het niet veel beter dan het jaar ervoor; in de winter van 1936 werd er een aangepaste versie van de Handleiding Hopcultuur naar de deelnemers gestuurd door de Rijkslandbouwconsulent.
Begin 1936 ontstond er een conflict over de subsidies tussen de Rijkslandbouwconsulent en de telers uit Amerongen. De telers meenden dat hun meer subsidie was voorgespiegeld dan ze daadwerkelijk ontvingen. Er werd aangekondigd geen zorg meer te besteden aan de proefvelden maar men stelde de velden zelf nog wel ter beschikking aan het project. Vanaf dit moment is niets meer bekend over hopteelt in Amerongen en mag worden aangenomen dat de activiteiten in 1936 zijn stopgezet.
In het archief van Kasteel Amerongen is ook een ontwerptekening voor een drooginstallatie6 terug te vinden. Het is helaas niet duidelijk uit welk jaar dit ontwerp stamt en of het ook daadwerkelijk is gebouwd.
Bronnen
- Nederlandsebiercultuur.nl ↩︎
- Utrechts Archief 1001 inv. 1337: Correspondentie van de rentmeester betreffende hopcultuur, 1934-1937. ↩︎
- Phoenix Brouwerij Amersfoort ↩︎
- Nederlandsebiercultuur.nl ↩︎
- Wikipedia ↩︎
- Utrechts Archief 1001 inv. 1353: Ontwerptekening voor een drooginstallatie voor hop, zonder signatuur, (begin 20e eeuw). ↩︎