
Veel landgoederen waren in het verleden zelfvoorzienend en hadden een eigen brouwerij. Hier werd voornamelijk maar niet uitsluitend bier gebrouwen voor het personeel, pachters, etc. De bewoners van landgoederen dronken meestal wijn. In mijn blog over landgoedbrouwerijen vroeg ik mij af of kasteel Amerongen vroeger ook een eigen brouwerij had. Laten we eens kijken wat er bekend is.
Margaretha Turnor
Kasteel Amerongen werd van 1557 tot 1879 bewoond door het geslacht Van Reede. Eén van de telgen uit dit geslacht was Godard Adriaan Van Reede (1621-1671). Hij was getrouwd met Margaretha Turnor (1613-1700). In april 1672 verklaarden Frankrijk, Engeland en de bisschoppen van Keulen en Münster de oorlog aan de Nederlanden. Vanuit het oosten vielen hun legers het land binnen en wisten tot aan de Hollandse Waterlinie op te rukken. Kasteel Amerongen werd bezet door de Fransen. Tijdens de inval was Godard Adriaan gezant aan het het hof van Pruisen in Berlijn. Margaretha was thuis in Amerongen en probeerde het huishouden zo goed als mogelijk op gang te houden. Na een paar maanden verliet ze het kasteel en ging naar Amsterdam, later naar Den Haag. In 1673 verlangden de Fransen een dwangsom van 3000 gulden. Als er niet betaald werd zou het kasteel in de as worden gelegd. Er werd niet betaald en dus stond in februari 1973 het kasteel in de fik.
Voor, tijdens en na de Franse bezetting was Godard Adriaan als gezant vaak van huis. In die tijd schreven hij en Margaretha elkaar vaak brieven. In haar brieven aan Godard Adriaan beschreef Margaretha onder andere de dagelijkse gang van zaken op het kasteel. Deze briefwisseling blijkt een enorme bron van informatie over het leven van de 2e helft van de 17e eeuw op kasteel Amerongen1. En uit deze brieven blijkt ook dat het kasteel daadwerkelijk een eigen brouwerij had. Een fragment (vertaald naar hedendaags Nederlands) uit een brief van Margaretha van 8 december 16792 luidt: “Ze zijn bezig met de vloeren van de kelders onder de voorburcht en Margaretha denkt dat ze volgende week met de reeijoolle in de stal, het washuis en het brouwhuis aan de slag gaan“. Er was dus een brouwhuis. Interessant is dat het brouwhuis samen met het washuis (en de stal) wordt genoemd. Bij landgoedbrouwerijen uit die tijd werden washuizen en brouwhuizen vaak onder één dak samengebracht3. Klinkt wellicht raar, maar voor beide heb je water, kuipen en kookketels nodig, en natuurlijk een plek om te stoken. Uit het fragment blijkt dat er in 1679 nog werkzaamheden werden verricht aan het brouwhuis. Het is dus waarschijnlijk dat dit brouwhuis na het rampjaar 1672 werd gebouwd. Onduidelijk is of er voor die tijd ook een brouwhuis was.
Andere fragmenten luiden:
2-3-16804: “ze is bezig met het voorbereiden van de wijngaard achter de muur tegen de loods van de stalling van het brouwhuis en washuis“. Ook hier is weer sprake van een brouwhuis, in combinatie met een washuis. Of het nu gaat om één gebouw met daarin zowel het brouw- als washuis of om twee gebouwen is niet duidelijk.
4-11-16845: “Het water in de gracht staat lager dan ze het ooit gezien heeft. Ze graaft kuilen voor schoon water om mee te brouwen“.
11-11-16846: “heeft ze geslacht en bier gebrouwen. Ze heeft alleen het water voor de slacht moeten laten oppompen, omdat ze anders geen water voor het brouwen zou hebben“.
18e Eeuw
In 1713 of 1714 kocht Frederik Christiaan van Reede (kleinzoon van Godard Adriaan) een huis met erf, brouwerij, schuur en duifhuis met een oppervlak van 2 morgen7 van Gijsbert van Essevelt8. Dit huis was gelegen aan de Donkerstraat / Kromme Hoek, dus vlak bij de toegang tot het kasteel.
De brouwerij bleef na de aankoop door Frederik Christiaan in bedrijf, in elk geval voor korte tijd. Uit rekeningen betreffende de brouwerij uit 1714 en 17159 (dus na de aankoop) blijkt dat er garste (gerst), hop en turf is ingekocht.
Het is onduidelijk wat Frederik Christiaan met de aankoop beoogde. Misschien ging het om de brouwerij, bijvoorbeeld omdat het eigen brouwhuis niet meer actief was. Of misschien waren er andere redenen en bleef de brouwerij actief ten behoeve van de tapperijen in het dorp en bleef het kasteel gebruik maken van het eigen brouwhuis.
Uit bovengenoemde rekeningen blijkt dat alle ingrediënten voor het bier werd ingekocht. Hieruit blijkt dat kasteel Amerongen niet zelfvoorzienend was. Er was ongetwijfeld een moestuin die voor groenten en fruit zorgden, echter de pachters teelden in toenemende mate tabak en dus steeds minder granen en dergelijke. In 1615 begon men tabak te telen rond Amersfoort. In de jaren daarna breidde deze teelt zich uit naar de Utrechtse Heuvelrug. De zuidkant van de heuvelrug bleek door de ligging en de zandgronden een geschikte plek voor tabaksteelt. Het gevolg was dat na verloop van tijd de tabaksteelt vrijwel de enige agrarische activiteit werd. Uit een enquête in de gemeente Amerongen rond 1800 blijkt: “Koorn, en alle verdere producten uitgezonderd aardappelen moeten tot gerief der ingezeetenen ingevoerd worden“10. Omdat het kasteel geen enkel ingrediënt voor het bier zelf produceerde werd het belang van een eigen brouwhuis steeds minder. Waarschijnlijk is men ergens in de 18e eeuw gestopt met brouwen in het eigen brouwhuis.
Het Utrechts Archief beschikt over allerhande declaraties en kwitanties voor verschillende uitgaven, o.a. voor bier, wijn en azijn over de periodes 1710-175611 en 1768-180112. Hierin zijn voornamelijk rekeningen voor de aankoop van wijn (incl. aankoop van flessen en kurken) te vinden. Rekeningen voor de aankoop van bier zijn er nauwelijks. Dit kan betekenen dan er geen bier werd ingekocht omdat het brouwhuis of de brouwerij aan de Donkerstraat nog actief was. Een andere optie zou kunnen zijn dat er geen bier meer verstrekt aan het personeel, wellicht omdat er genoeg tapperijen in het dorp waren (hierover in een volgende blog meer).
19e Eeuw
In deze periode verbleef de familie Van Reede voornamelijk in Engeland. Het is daarom niet waarschijnlijk dat het brouwhuis van het kasteel nog actief was.
Bierstijlen
Wat werd er gebrouwen op het kasteel? Dat is iets waar we naar moeten gissen. Landgoedbrouwerijen waren altijd nogal traditioneel en zullen niet voorop gelopen hebben met het introduceren van een nieuwe biersoort. Bierstijlen die in de periode 1600-1700 in de Nederlanden voorkwamen waren o.a. Kuit, Mol, Pharo, Meuzelaar en Israël13. Misschien werden deze stijlen ook op het kasteel gebrouwen, maar waarschijnlijk werd er gewoon gebrouwen met wat er voorhanden was, zonder een specifieke stijl na te streven. In 1714/15 werd voornamelijk gerst en hop ingekocht. Maar in andere jaren kon dat weer anders zijn.
Uit één van de brieven van Margaretha Turnor blijkt dat er ook bier werd ingekocht in de tijd dat het brouwhuis actief was. Een fragment uit een brief uit april 1681 luidt14: “ze heeft in Loenen wit bier voor de tafel laten brouwen dat goed bevalt, ze zal ook nog bruin bier voor de mannen van IJan Peeters laten brouwen om de zware rekeningen van de majoor te ontlopen“.
In de 18e eeuw was Loender bier een nieuwe bierstijl en was “zeer wel bekent, en werd alom gepresen“15. Van dit bier is bekend dat het licht van kleur was, dus gebrouwen van wit mout16. Het was waarschijnlijk een voor die tijd stevig en duur bier dat er vermoedelijk goed inging bij de rijke Amsterdammers die een buitenhuis langs de Vecht hadden. Alhoewel Margaretha Turnor al in 1681 schreef dat ze bier in Loenen heeft laten brouwen kan het goed zijn dat het hier gaat om het befaamde 18e-eeuwse Loender bier, of in elk geval een voorloper daarvan. Ze heeft het voor de tafel laten brouwen, d.w.z. voor de bewoners en de gasten. En daarvoor wil je uiteraard een goed bier.
Slotopmerkingen
Ik heb deze blog gebaseerd op onderstaande bronnen. Er zijn vast meer bronnen, maar die heb ik niet gevonden. Enkele conclusies in het stuk zijn misschien wat speculatief. Aan de belangrijkste conclusie, dat kasteel Amerongen een eigen brouwerij had, valt m.i. weinig af te dingen.
Bronnen
- Utrechts Archief
- L.P. van Putten, Amerongen, een Aenzienlijck Vleck
- Email correspondentie met Lodewijk Gerretsen (Conservator Kasteel Amerongen), dank hiervoor
- Pamela Sambrook, Country House Brewing in England, 1500-1900
- D. Pezarro, Logement en Stalhouderij “De Posthoorn”
- Roel Mulder, Verloren Bieren
Noten
- Het boek Rampjaar 1672 van Luc Panhuyzen is ook voor een aanzienlijk deel gebaseerd op deze briefwisseling. ↩︎
- UA 1001 inv. 2725 ↩︎
- Sambrook blz. 28 ↩︎
- UA 1001 inv. 2725 ↩︎
- UA 1001 inv. 2727 ↩︎
- UA 1001 inv. 2727 ↩︎
- In Utrecht: 1 morgen = 0,848 ha ↩︎
- UA 1001 inv. 90 & 91 ↩︎
- UA 1001 inv. 86 ↩︎
- Pezarro, blz. 3 ↩︎
- UA 1001 inv. 1621 ↩︎
- UA 1001 inv. 3857 ↩︎
- Mulder blz. 22, 23 ↩︎
- UA 1001 inv. 2726 ↩︎
- Mulder blz. 76 ↩︎
- Wit mout in de 18e eeuw betekende slechts licht gekleurd gerstemout, dit in tegenstelling tot bruin mout, dat uiteraard donkerder was. De term wit bier betekende dus niet dat het van tarwe is gebrouwen. ↩︎